Rondje Grote Nederlanders

AMSTERDAM-OOST, NESCIO

Beste Nescio,

Of zal ik maar 'Beste Frits' schrijven? Want Jan Hendrik Frederik - Frits - Grönloh was je echte naam, Nescio je schrijversnaam. Deze naam betekent: 'Ik weet (het) niet '. Ik vind het een sterk begin. Je bent er ook ver mee gekomen. Want je mag je postuum best op de borst kloppen: als schrijver leef je nog steeds, anders dan vrijwel al je schrijvende tijdgenoten. Die onwetende, zoekende en vooral melancholieke Nescio spreekt nog altijd tot de verbeelding. Misschien omdat jouw schrijverschap, je verhalen en je stijl van schrijven, goed in onze tijd passen. In 1996 verscheen een uitgave van jouw verzameld werk, vijfendertig jaar na jouw overlijden. In 2021 verscheen er een kloeke biografie (Lieneke Frerichs), honderdtien jaar na het verschijnen van jouw eerste novelle, De uitvreter. Dat zegt wel wat. Veel van je lezers kennen overigens de eerste zin van De uitvreter uit het hoofd: 'Behalve de man die de Sarphatistraat de mooiste plek van de wereld vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.' Maar misschien nog wel meer lezers - en zelfs niet-lezers - kennen de openingszin van jouw tweede novelle, Titaantjes: 'Jongens waren we, maar aardige jongens.' Het zijn de gebeeldhouwde Titaantjes die in het Amsterdamse Oosterpark een permanent eresaluut geven voor jouw schrijverschap, dichtbij de plek waar je opgroeide en naar school ging.

We weten dat je geen gemakkelijk leven had, geen spectaculaire loopbaan, in feite veertig jaar lang dezelfde kantoorbaan. Je moest het hebben van je innerlijke leven, vooral tijdens je lange wandelingen in de natuur rond Amsterdam. Je aantekeningen van al die natuurwandelingen hebben nog geleid tot een postume uitgave: 'Natuurdagboek' (Lieneke Frerichs). Thuis en op je werk zat je voor je gevoel 'opgesloten in een kooi'. Je was dus feitelijk wel een burgerman, maar kon hem niet zijn zonder ook te zwerven, te leven als een jongen, een titaantje, in de velden, aan het water en in de bossen. Het is die drang en dat landschap die bepalend zijn voor je werk. Je hebt het zelf gezegd, want Koekebakker, de ik-figuur in Titaantjes, zegt: 'Terwijl de heeren ons bevalen dingen te doen waarvan wij 't nut niet begrepen, dachten wij eraan hoe zondagavond de zon was ondergegaan achter Abcou.' In de natuur trof het goddelijke aan, want met die zogenaamde God die voor 'het warme vreten' van de burgerman zorgt, had je niet veel op. Je maakte je kwaad als een rij bomen langs de weg was gekapt. Je zult begrijpen dat ik als inwoner van Kortenhoef voor jouw verhaal 'Kortenhoef' speciaal ben gaan zitten. Het is opgenomen in de bundel 'Boven het dal', verschenen na jouw dood. In jullie wandeling vanaf Kortenhoef over de 's-Gravelandse weg heb je 't over 'het aardige wipbruggetje dat ook al niet meer bestaat.' Jouw commentaar in een noot: 'God zegene de autoriteiten. Als het kan een beetje hardhandig.' Met dit soort teksten zou je zomaar in onze tijd kunnen binnenstappen.

Waar jouw literaire werk vandaan kwam, wat jou daartoe dreef, daar hoeven we niet naar op zoek. Je formuleerde het zelf. Het kwam voort 'uit niet te kunnen wat ik wil, uit niet te willen wat ik kon, uit te verlangen naar wat ik niet heb en naar waar ik niet ben. En uit niet begeeren wat ik heb en niet te willen wezen waar ik ben, uit weemoed om 't verleden, dat voorbijging en eerst daarna werd begrepen en wachten op wat komen zal en nooit komt.'

In Titaantjes, de opvolger van De Uitvreter, is deze thematiek duidelijk aanwezig. De idealen leggen het af tegen de druk om je aan te passen aan de maatschappij. Een treurige boodschap die je lichtvoetig noteert.

De uitvreter, Japi, stapte uiteindelijk van de Waalbrug, 'op een zomermorgen om half vijf, toen de zon prachtig opkwam.' Met een glimlach slaan we het boek even later dicht, want niet alleen je openingszinnen zijn vermaard, je weet de lezer van De uitvreter ook schitterend de deur te wijzen; 'De rivier is sedert naar het westen blijven stroomen en de mensen zijn blijven voorttobben. Ook de zon komt nog op en iederen avond krijgen Jan zijn oude lui het Nieuws van de Dag nog.'

Dichtertje, jouw derde novelle, past goed in het rijtje. Een kantoorbediende die een groot dichter wil worden, tja, de Nescio-lezer houdt met alles rekening, behalve met een happy end.

Gerard Knuvelder een literatuurhistoricus, typeerde jouw schrijfstijl als 'onderkoeld, en ironisch'. Je bent volgens hem een 'ongeëmotioneerde, nuchtere verteller.' Aanvankelijk bleef het succes van de drie novelles uit. Van de eerste oplage (500) werden er in de eerste tien jaar 300 verkocht. Zoals zo vaak bij grote kunstenaars sloeg het werk pas echt aan na je dood (1961), in de jaren zeventig, toen jouw thematiek dichtbij de tijdgeest zat. Grote schrijvers, zoals Gerard Reve, zagen jou als voorbeeld. In 2007 kwam De Uitvreter/Titaantjes/Dichtertje op nummer 8 van de lijst van de beste Nederlandstalige boeken, net boven De Avonden van Gerard Reve.

J.H.F Grönloh (Nescio) 1882 - 1961

Beeldhouwer; Hans Bayens

Durgerdam - Ransdorp - Holysloot - Zuiderwoude - Monnickendam - Ilpendam - Amsterdam CS - Amsterdam Oosterpark - Durgerdam

De route begint in Durgerdam. Maar een start bij Amsterdam CS of elders kan natuurlijk ook. Geniet van de Noord-Hollandse dorpen, het landschap, de haventjes en de kust . Drie keer ga je met de pont. Bij Holysloot, waarna je een stuk door het weiland fietst richting KP 76. Bij Ilpendam ga je het Noord-Hollands kanaal over richting KP 21. Vanuit Amsterdam Noord steek je het IJ over naar het CS, KP 5. Om bij het beeld van Nescio/de Titaantjes te komen volg je KP 52 tot bij de Panamabrug. Dan rechts over de Zeeburgerdijk en daarna de Mauritskade. De Mauritskade ligt ten noorden van het Oosterpark. Ga ergens in het midden het park in en loop naar de zuidkant. Daar vind je De Titaantjes (en ook het Slavernijmonument). 

KP 47, 44, 78, 76, 75, 57, 54, 55, 02, 22, 21, 37, 36, 05, 52, 46, 47

De route is ongeveer 45 km.