Rondje Grote Nederlanders
WAGENINGEN, GERRIT ACHTERBERG

Beste Gerrit Achterberg,
Ik heb je in jouw gedichten ontmoet, maar was ook dichtbij toen ik met mijn muziekgroep repeteerde in het huis op de plek waar voordien jouw laatste woning stond, Molenhoekje in Leusden. Je 'gekwelde leven', zoals vriend en dichter Ed Hoornik het samenvatte, was toen bijna voorbij. Het begon twintig kilometer zuidelijker, in Langbroek, waar je opgroeide in de Oranjerie van Kasteel Sandenburg. Je vader was koetsier van de graaf. We zijn dan ruim 100 jaar terug in de tijd, begin 20e eeuw. Je omgeving was zwaar calvinistisch en je sloeg ongemerkt de tale Kanaäns op die we later in je gedichten terugvonden. De gebeeldhouwde, witte vrouw in de Oranjerie, die zo'n indruk op je maakte, zat misschien in je hoofd wanneer je een versteende vrouw opvoerde in je gedichten. Want de geliefde, de dóde geliefde speelde de hoofdrol in jouw leven, in jouw gedichten. Al was het maar, omdat je een geliefde vrouw het leven benam.
Maar laten we het daar nog even niet over hebben. Er wordt gespeculeerd dat je in je jeugd neurologische schade opliep toen je in het huis van de graaf van de trap viel. We weten het niet zeker. Je was stil en somber, teruggetrokken, maar kon als leraar op de lagere school ook lief zijn, al waren ze op de school in Opheusden - je eerste baan - meer onder de indruk van je driftbuien. Want die bleken niet ongevaarlijk. Toen jouw eerste liefje, de 16-jarige Cathrien uit Wageningen, een keertje niet kwam opdagen, meende jij, met een pistool op zak, op het dak van haar ouderlijke woning te moeten klimmen, naar Cathrien's slaapkamer. Je kwam er met een een kalmerende tik van Cathrien's vader en een blauw oog goed vanaf. Al had je liever een tijdje de bak in gegaan dan Cathrien verloren, toch? Je gedrag bracht je in een isolement. Wat denk je? Kunnen we achteraf stellen dat dit de periode was waarin je maatschappelijk gezien afgleed, maar tegelijkertijd de poëzie ontdekte? Want je volgende baan in Den Haag mislukte en een voorgenomen huwelijk werd door je beoogde bruid, Bep, afgeblazen vanwege je, ook seksuele, driften. Je onvermogen vrouwen aan je te binden botste met het verlangen naar binding. In je wanhoop deed je ook een mislukte poging Bep met een bij een prostituée gekochte revolver te belagen. Dit keer niet zonder gevolg. Je moest naar de Willem Arntz Hoeve voor psychiatrische hulp. Daar vluchtte je in de poëzie, de vlucht die je onsterfelijk maakte. Maar even zo vrolijk lieten de autoriteiten je ook weer gaan. In het onderwijs waren de deuren dicht, dus rond je 30e moest je genoegen nemen met 'ambtenaar 3e klas'. Je toenmalige kosthuis aan de Utrechtse Boomstraat is beroemd geworden, dat begrijp je. Want daar vroeg jij jouw hospita om de hand van haar 16-jarige dochter. Of was je misschien ook wel verliefd op de hospita? We weten het niet. De hospita wees jou af. Jij kocht weer een pistool, doodde de hospita en verwondde de vluchtende dochter.
Je geliefde, literaire thema, de liefde en de dood, waren op deze 15e december 1937 werkelijkheid geworden. Je biografen stellen dat deze daad je van je gespletenheid af hielp. De geliefde was dood, je kon je nu aan het dichterschap wijden, eerst in de gevangenis en na een half jaar in het Rijksinstituut voor psychopaten, om te beginnen in Avereest. Het eindigde vele jaren later met wat we tegenwoordig 'begeleid wonen' noemen. In deze laatste fase dook Cathrien weer op. Dat was een verrassing toch? Je zag haar weer terug in een Wageningse boekhandel. Dat je op je 40e toch nog met je jeugdliefde ging trouwen, moet toch het hoogtepunt van je leven zijn geweest. Vooral omdat je dichterschap intussen tot zo'n grote hoogte was gestegen dat hotshots uit de literaire wereld van de partij waren op je trouwfeest de 26e juni 1945: Bert Bakker, Ed Hoornik, Martinus Nijhof en nog vele anderen. Harry Mulisch zette jouw Verzameld werk in zijn top 10-lijst met beste boeken. Geleidelijk aan keerde je terug in de maatschappij, al had je veel drank nodig om het vol te houden. In 1950 ontving je de P.C. Hooft Prijs. De jury zei: 'Poëzie van Achterberg is een evenwichtstoestand tussen huiveringwekkende gevoelsontlading en zakelijke formulering'. Fijn dat je tbr-verklaring in 1955 werd ingetrokken en dat je in Leusden, met jouw Cathrien, rust vond, ook al vertrok ze wel eens met twee koffers als je weer dagen weg was om je onder te dompelen in de alcohol. Toen je in 1962 overleed, was heel literair Nederland op je begrafenis. Het gedicht dat je in de gevangenis schreef staat op je graf:
Van dood in dood gegaan, totdat hij stierf
De namen afgelegd die hij verwierf
Behoudens deze steen waarop geschreven:
de dichter van het vers, dat niet bedierf.
Gerrit Achterberg: 1905 - 1962
Beeldhouwer: Willem Berkhemer

Station Ede-Wageningen, Bennekom, Wageningen, Renkum, Ginkelse Heide, Eder Heide, Ede, Station Ede-Wageningen
Bij Station Ede-Wageningen neem je de zuidelijke uitgang. Je rijdt via Bennekom naar Wageningen. Tussen KP45 en KP25 ga je even van de route af. Via de Walstraat (links van de route) ben je in enkele minuten in het Emmapark, waar het beeld van Achterberg staat. Daarna terug naar de route. Je komt langs de Wageningse berg. Het tweede deel van de route is bijna volledig groen, met de Ginkelse heide als hoogtepunt.
KP 10, 57, 17, 47, 96, 45, 25, 83, 61, 81, 06, 20, 02, 08, 07, 82, 84, 64, 63, 83, 62, 61, 26, 90