REISBLOGS             FIETSBLOGS                         

India 2019, Toscane 2019, Ierland 2017


India 2019 

Delhi (1)

Er scheurt een motor door een van de overvolle straten van Delhi.

Er zitten vijf jongens op. Op een kruispunt staat een agent het verkeer te regelen. Hij is de enige die nog gelooft in het nut van zijn werkzaamheden. Op het kruispunt probeert de agent de motor met de vijf jongens aan te houden. Hij steekt zijn hand op. Een van de vijf jongens schreeuwt: 'Sorry, we zitten vol!'
De verkeersregels worden hier gemaakt in het verkeer. Wanneer je 's ochtends in je auto stapt druk je eerst op de toeter, daarna op het gaspedaal. Invoegen is Russische roulette. Het is een kwestie van gas geven in de hoop dat de ander remt. Het lastige is dat iedereen dat doet. Dat maakt India het land van de miljoenen bijna-botsingen. Bijna, omdat er altijd eentje, een halve centimeter verwijderd van een gedeukte zijkant, toeterend zijn verlies neemt.
Niemand lijkt er mee te zitten. Dat je twee uur in de auto zit om binnen
Delhi van huis naar werk te rijden, is nou eenmaal zoals het is. Dat de treinen altijd te laat vertrekken, is nauwelijks een issue. Als een trein op tijd zou vertrekken, zou het grootste deel van de passagiers de trein missen.
In de tuin van het hotel rennen de apen over takken van de bomen. Op het terras van de eetzaal ligt er eentje op zijn rug vlooien te verwijderen, terwijl hij nieuwsgierig naar binnen kijkt naar de buitenaardse wezens die dit keer zijn geland om de planeet India te verkennen.
Het park waar de as van vader des vaderlands Mahatma Gandhi ligt, is alles wat Delhi niet is: strak, schoon, ordelijk, stil. De Indiërs komen er graag. Omdat Gandhi dé held is. Er zijn veel parken. Delhi is een van de groenste steden. Maar ook een van de vuilste.
De Sikh-tempel in het oude Delhi is een wonderbaarlijke plek. Er worden
elke dag 20.000 maaltijden bereid door en voor aanhangers van de Sikh-religie, de vierde religie van het land. Achterin de tempel staan enorme wokken waar mannen met lepels als hockeysticks in roeren. Vrouwen rollen het deeg voor naanbrood. Aan de voorkant stromen mensen binnen. Anders dan op de autowegen gaat het er ordelijk aan toe. Ze gaan in keurige rijen op de grond zitten, allemaal in kleermakerszit, rug tegen rug. Allemaal krijgen ze een bordje eten. Ze hoeven er niet voor te betalen. Saamhorigheid en doorleefde blijdschap hebben er een samenlevingscontract.
Na één dag India ben je al de Noord-Europese regelneef die zijn zekerheden aan het verliezen
is.

Haveli's (2)

Voor de hindoes is de Ficus Indigus - Pepil, voor gewone mensen - de heilige boom. Het specifieke patroon op het blad symboliseert de saamhorigheid van de hindoegemeenschap Soms is het niet zo handig dat zo'n boom vlak voor je winkel staat en maar doorgroeit. Omhakken is namelijk een doodzonde, nog los van de algehele boomhakschaamte. Dus moet de winkel dicht en kun je je pand afschrijven. De heilige boom wordt dus gekoesterd, maar voor de rest is Shekhawati (in Rajasthan) vooral bekend als de regio waar de monumenten van het rijke verleden met de toegenomen rijkdom verpieterd zijn. Hier woonden de rijken van de 19e en een groot deel van de 20e eeuw. Het was hét handelscentrum van India. De rijken lieten er haveli's - een soort stadspaleizen - bouwen zoals de rijke Amsterdammers in onze Gouden Eeuw hun grachtenpanden. De haveli's zijn vooral te herkennen aan fresco's waarmee de muren van boven tot onder zijn bedekt. Hier en daar zijn ze nog in volle glorie te zien, maar de aftakeling is pregnanter.Waar Amsterdam zijn rijkdom bouwde op de puinhopen van Antwerpen, is Shekhawati nu juist het Antwerpen van India. De rijke handelslieden en hun bedrijvigheid verdwenen naar Mumbai (Bombay), Calcutta en Delhi. De haveli's met hun schitterende fresco's zijn er dus nog wel - de nabestaanden kunnen hun voorouders niet afvallen - maar worden niet of nauwelijks onderhouden. Geen geld, geen prioriteit. De wandeling door ons overnachtingsdorp is een wandeling door een onttakeld tijdperk waar alleen een goeie gids nog kan oproepen hoe het geweest is. Die gids hadden we.Hij loodste ons ook door het centrum om uit te leggen hoe daar langs de straten voedsel en snacks worden bereid. Waarvan hij ons ernstig afraadde er ook maar iets van te eten, omdat de voorraad meegebrachte diarrheeremmers dan zienderogen zou slinken. Gezien de brommerdichtheid van de straatjes, de passerende vrachtwagen met schapen, de rondlopende buffels en het straatvuil hadden wij al zo'n vermoeden.

Kamelen (3)

'Oh we boffen toch maar weer/oh we boffen toch maar weer/we boffen dat 'r in elk geval/hiero geen kamelen zijn'.Ik kan er niks aan doen. Als ik kamelen zie hoor ik de schuurpapieren stem van Rick Lorenzo Dros met deze alles relativerende slotzin van zijn kamelenlied.In India hebben ze maar één bult. Ik vroeg een tijd geleden aan kleinzoon Jort - we waren in de dierentuin - hoe een kameel met één bult heet. Hij keek peinzend in de lucht en zei: een kameleon. Het leek mij het juiste antwoord. Vanwege de logica. Ook de kamelenboer in Bikaner, een stad dichtbij de grens met Pakistan, sprak het woord dromedaris met tegenzin uit. Er wordt hier niet op bulten gediscrimineerd. Een kameel is een kameel. Al kan de ene kameel dan wel beter dansen dan de andere. Want dat leren ze op de kamelenboerderij van Bikaner, waar 400 kamelen opgroeien, draven, voorbereid worden op een leven als zaaddonor, 13 maanden zwanger zijn, maar ook kunstjes leren met het oog op de talrijke kamelenfestivals in de regio.De olifant staat echter hoger in de hiērarchie. De hindoegod van 'het begin', Ganesha, wordt afgebeeld met het hoofd van een olifant en de maharadja's zitten vaak òp de olifant. Vóór de onafhankelijkheid - de Britten trokken zich toen nog met tegenzin terug uit buitenlandse avonturen - barstte het van de koninkrijkjes. De koningen, de maharadja's, waren niet bescheiden met hun woningkeuze. Ze lieten onder meer gigantische roodstenen forten bouwen. We keken onze ogen uit in het fort van Bikaner. Zoals bijna overal is onbescheidenheid van vroegere gezagsdragers de drijvende kracht van het moderne toerisme. Dat bijvoorbeeld de pausen zich mensonterende methoden permitteerden bij het doen bouwen van paleizen en kathedralen, nemen we voor lief. De trekpleister bedekt de wond. Een trekpleister was ook de man met opgerolde snor. Hij had hem niet meer geknipt sinds 1986. Het afrollen van zijn snor - ze doen alles voor toeristen - deed me eerst nog denken aan het geknoei met vliegertouw. Maar toen hij klaar was leek hij een schip dat zijn touwen op de kade had gegooid. Je kon er een hele schoolklas mee laten touwtjespringen.Vlakbij het hotel stond een moskee. We zaten uit te puffen bij het zwembad van het hotel, toen de luide en langdurige namiddagzang vanuit de moskee ons kwam vergezellen. Maar ja, we boften toch maar weer dat er in het zwembad in elk geval geen kamelen zwommen.

Heilig (4)

Laten we het es over de koeien hebben. Dat ze heilig zijn in India, alla. Maar het probleem met heiligen is, ze gaan naast hun schoenen lopen. En in het geval van de koeien: midden op de weg. Ze keuren je geen blik waardig, laten overal de grote, heilige boodschap achter en paraderen met hun wie-doet-mij-wat-blikken door smalle winkelstraten. Zou ik, eenmaal heiligverklaard, met een krantje en een biertje in een ligstoel op het kruispunt van twee snelwegen gaan zitten? De koeien doen het en kijken niet op of om wanneer vrachtwagens uitwijken naar de hobbelige berm.
Het probleem met die koeien is: ze zijn over het paard getilde.
Hun gedrag heeft maar één voordeel: in de steden fungeren ze als verkeersdrempels. De talloze scooters en brommers racen graag, maar de koeien dwingen een slalomrace af.
India is zó groot dat alle soorten landschappen er vertegenwoordigd zijn. We waren in de immens grote woestijn in het westen, grenzend aan Pakistan, in Jaisalmer, de stad die de gouden stad wordt genoemd vanwege de vele zandstenen gebouwen. Het geel krijgt er in de genadeloze zon glans. In de zomer loopt de temperatuur er op tot 50 graden. Met 35 graden moesten wij dus - puffend - tevreden zijn. Boven de stad torent een immens fort waarin gewoond, gewandeld en gehandeld wordt. Met schitterende koopmanshuizen. Het is een stad waar moslims en hindoes (elk 50% van de bevolking) probleemloos samenleven. Het is ook een gebied waar India met militairen paraat is vanwege de nabijheid van aartsvijand Pakistan.
De woestijn is in de winter een soort Zandvoort van India. Het weidse, vlakke, met groen bespikkelde landschap, de rust en de verlatenheid, het milde winterse klimaat en, jawel, de duinen hebben kennelijk een magnetische werking op de Indiërs.
In dit gebied troffen wij ook toeristen die een kameelsafari deden. Op de foto zien jullie koningin Gerrie de Eerste uit de van Lindenberg-dynastie. Achter haar de man die zojuist van de gids heeft gehoord dat het voeren van dieren goed is voor je karma en dat je ter wille van een prettige eindbestemming aardig moet zijn voor de dieren. Hij is bezig een koe, die verderop staat, toe te roepen dat ze best wel oké is. De schijnheilige.

Arm en rijk (5)

We zijn in de Blauwe Stad - Jodhpur, Rajasthan. Wanneer je daar hoog boven de stad, vanuit het fort van de voormalige maharadja, naar beneden kijkt, wordt de toerist in jou beloond met een uniek stadsgezicht waarin het blauw domineert. Maar het punt van waaraf je kijkt - de afstand - is verraderlijk. Met een toektoek laten we ons beneden naar de krochten van de stad brengen. Een medische keuring voorafgaand aan zo'n toektoek-ritje is overigens geen overbodige luxe. Steek je hand niet naar buiten, want hij blijft gegarandeerd hangen aan een andere toektoek. Ze rijden er als sprinters aan de finish op de Champs Elysée. Beneden blijkt hoe verloren de blauwe stad is. Het blauw bladdert vrijwel overal af. Pogingen om de boel hier en daar met Gamma-verf op te fleuren, maken het erger. Maar de verloren grandeur is in evenwicht met de rest van de stad. We wandelen door de smalle straatjes met zijn desoriënterende bochten. Een ezel draagt op zijn rug een grote hoeveelheid opgestapeld huisvuil. Op zijn weg naar de stortplaats draagt hij water naar de zee. De stad zelf is de stortplaats. Wezenloze, vermagerde honden snuffelen aan dichtgebonden plastic zakken, terwijl een man tegen de buitenmuur van een huis staat te pissen. Een stukje verder zit een oude man op de grond voor zich uit te staren, onbevreesd voor brommers en scooters die rakelings langs hem heen manoeuvreren. Hij heeft de dood in zijn ogen. De eenzame, gave restanten van het blauw in de stad fungeren als vlaggen op de modderschuit. India is een economische macht in opkomst, maar de meeste mensen zijn arm.
In onze 6-persoons bus - we reizen met een 'groep' van vier, de gids en de chauffeur - passeren we op dinsdagochtend een kruispunt waar een groot aantal mensen verzameld is. Alsof de Indiase versie van Muziek op het Plein ieder moment kan beginnen. Maar schijn bedriegt. Het zijn dagloners. Ze hebben bijna allemaal een lunchdoos in hun hand en staan er massaal te hopen op een klus. De gevisualiseerde arbeidsmarkt.
Het is treurig wat je ziet. Zegt de toerist uit een rijk, aangeharkt en grotendeels ontkerstend land, waar het individu op een voetstuk staat. De kinderen in Jodhpur begroeten je vrolijk en de meeste volwassenen maken een opgewekte indruk. Er is geloof in betere tijden, er is nationale trots, er zijn sterke familiebanden, de mensen hebben hun religies. Let it go, laat maar waaien, maak je niet druk, lijken er in de Grondwet te staan.
Zijn wij beter af?
Ik weet het niet. Wat ik wel weet: het punt van waaraf je kijkt is verraderlijk.

Van oude dingen (6)

De dag na onze thuiskomst, over ruim een week, zullen Willem Alexander en Maxima in India landen voor een staatsbezoek. Als ze op bezoek gaan bij een maharadja, zal hij vermoedelijk de vraag stellen hoe de Oranjes het voor elkaar hebben gekregen dat de Staat hen dikke salarissen geeft. Want ook de maharadja's hebben niks meer te vertellen, maar moeten wel hun paleizen onderhouden. En vergeleken met hun paleizen is Huis ten Bosch een opgeschilderd tuinhuisje.
Zo klimmen we naar een hooggelegen fort in Kumbhalgarh (Rajasthan) met een muur van 36 km. Daar zijn heel wat vijandelijke troepen met staarten tussen de resterende benen afgedropen. Het fort ligt in het enige gewest (Mehar) dat door de eeuwen heen onafhankelijk is gebleven. We zien er een vrouw met een kan van 20 liter water op het hoofd naar boven lopen. Zodat de toeristen, boven aangekomen, voor wat roepies- zich met haar water kunnen opfrissen. De maharadja die het fort bedacht- hij dacht groot - liet ook 1008 tempels in deze regio bouwen. Waaronder een tempelcomplex met 108 tempels - de 9 is een heilig getal. We doen ook hier, niet voor het eerst, de schoenen uit en eren de tempel met een bloemenkrans. We krijgen er een handje met stukjes kokos en een stip op ons voorhoofd voor terug. Het hele religieuze krachtenveld, van de hindoes (83% van de bevolking) t/m de jaina's (0,5%) heeft zich voorzien van tempels. We hebben zelfs een als tempel fungerende, veredelde tent bezocht met daarin de motor van een verongelukte motorrijder. Miljoenen mensen leggen hier een geestverruimend bezoekje af.
De man die ons langs al dit moois gidst- 34 jaar, historicus, allesweter, getrouwd, een zoon van 7 - woont in de prachtige, aan een meer gelegen, romantische stad Udaipur. De gids/tourleider is negen maanden per jaar van huis, want India is nou eenmaal te groot om even tussendoor naar vrouw en kind te gaan. Nu de reis langs zijn woonplaats voert, worden we bij hem thuis op zijn Indisch ontvangen: de gasten krijgen eten en drinken, gastheer, gastvrouw en het blije zoontje beperken zich tot dienstbaarheid. We bladeren in hun bescheiden appartement door het fotoalbum van hun (gearrangeerde) huwelijk, waarover hij ons eerder had verteld. Het zoontje doet tot verbazing van papa een rap die hij op tv heeft gezien.
De volgende ochtend pakken we voor de verandering de trein die door de bergachtige jungle rijdt. De trein is van 1950, Britse makelij. Houten banken, de fluit, het decor van een zwart-witfilm. Langs de route staan apen klaar om, waar de trein langzaam rijdt, door de open ramen zo mogelijk iets eetbaars of een tasje te stelen. Reizigers in de trein spelen Indiase muziek. Dat vinden toeristen leuk. Hoewel, na een kwartier Indiase Arbeidsvitaminen glijden de ogen langs de bovenkant van de ramen. Maar nee hoor, geen bordje Stiltecoupé.

De liefde (7)

Om kwart voor 5 gaat de wekker. De nachten beginnen altijd met de keuze tussen warmte en lawaai. Zet je de lawaaiige airco aan, dan zit je in je droom de hele nacht vast op een kruispunt in Delhi. Doe je het niet, dan sta je 's nachts bij een bushalte in de woestijn. Dus de nacht was kort, maar de wekker was ook een verlossing. En klagen doen we niet, want 800 olifanten liepen halverwege de 17e eeuw beladen met blokken marmer van Pushkar naar Agra, pakweg 380 kilometer, om het wereldwonder Taj Mahal mogelijk te maken. Het is de meest bezochte attractie ter wereld. Met ons matineuze bezoek waren we de rijen voor en zagen we dit staaltje van magistraal verbeeld liefdesverdriet op zijn mooist: bij zonsopgang. De zon speelt er met het witte marmer en laat het hier en daar schitteren alsof er diamanten tussen zitten. De heerser over het grote rijk van de Mogols was tot over zijn keizerlijke oren verliefd op zijn vrouw, de koningin. Wat in die kringen niet vanzelfsprekend was, getuige de forten die we bezochten met ruime woongelegenheid voor diverse echtgenotes en concubines. Toen de grote liefde van de keizer stierf, liet hij een mausoleum bouwen:, of zeg maar gerust een paleis, de Taj Mahal met zijn vier minaretten, een schitterende toegangspoort, een moskee, diverse andere gebouwen, tuinen en alles in een perfecte symmetrie. Zelden zoiets moois gezien. De liefde is met dit monument op het allerhoogste voetstuk geplaatst.
Het immense rode fort van Agra dat we dezelfde dag bezoeken, speelt dan ook een verloren wedstrijd. Ik noteer twee dingen. Shakespeareaanse familieverwikkelingen doen de zoon van de keizer besluiten zijn vader, de oude keizer, een uitgangsverbod op te leggen. De laatste zes jaar van zijn leven kijkt de oude keizer vanuit het fort in eenzaamheid uit op 'zijn' Taj Mahal. Ergens moeten het prachtige uitzicht en zijn trots overspoeld zijn door verveling en knagende gevoelens van onrecht.
Toen de Britten in de 19e eeuw het fort belegerden, ging er een Britse kanonskogel door een zeer fraaie en waardevolle voorgevel. Het gat werd de vaste stek van een papegaai. Het werd de Parrot Hall. De papegaai riep geregeld: stupid English! Dit laatste verzin ik zelf, want geschiedenis is belangrijk maar moet ook een beetje leuk zijn.
Had ik al verteld van de apentempel?
In de buurt van Jaipur is lang geleden in de jungle een tempelcomplex gebouwd. De apen beschouwen het sindsdien als een stuk verharde jungle met stenen bomen. Toen we het complex betraden zagen we in de verte honderden apen van een steile bergwand afdalen. Beneden stroomden ze massaal het tempelterrein op. Was het een speciaal welkom? Gingen ze ons te lijf? Vermoedelijk had een luipaard ze over de berg gejaagd, waardoor we gasten werden op een massaal bezocht apenfestijn. Uiteraard waren er brutale apen, de zakkenrollers van de familie. Maar alleen de jonge aapjes slaagden erin iets te stelen: onze harten. Vooral als ze weer even veiligheid zochten en op hun moeders ruggen sprongen.
Nu we het over gestolen harten hebben: nog even terug naar de Taj Mahal. Die tempel van de liefde, bedacht ik, is de ideale plek om je vriendin ten huwelijk te vragen. Maar ja, versleten knieën hè.

Slot (8)

'I never visited hell before. It's quite interesting'.
Het was mijn antwoord op de vraag van onze tourleider hoe ik de drie uur durende wandeling door Varanasi had ervaren. Varanasi (India) is een heilige stad, gelegen aan de heilige rivier de Ganges. De miljoenen bewoners en de evenzovele bezoekers - veel pelgrims - wenden zich regelmatig tot hun goden, verrichten rituelen, dompelen zich onder in de heilige rivier en maken het ook verder de bovenwereld naar de zin om zich uiteindelijk van een prettige aankomst te verzekeren in wat er te wachten staat na hun sterven. Zou dit post-wereldlijke perspectief de reden zijn dat ze het aardse bestaan bereid zijn te verkloten door fanatiek deel uit te maken van de dagelijks optocht, nee opeenhoping, nee tsunami van voornamelijk gemotoriseerde voertuigen in de straten van Varanasi? Het verkeer in Delhi is een autoloze zondag vergeleken bij het verkeersgeweld in deze heilige stad. Elke hap die je neemt is een Broodje Uitstoot. De levensverwachting ligt er flink onder het landelijk gemiddelde. Het is één groot, toeterend zelfmoordcommando.
De meeste bewoners eindigen op een bamboedraagbaar, waarop de familie hen in draf en met rap-achtige zang door de straatjes van de oude binnenstad draagt, op weg naar het houtvuur op het crematieplatform aan de Ganges, in welke rivier de as verdwijnt. We zagen hoe een bootje een lichaam uit de rivier viste, want niet iedereen wil een crematie of kan haar betalen. Maar opa moet hoe dan ook in de Ganges.
Van Varanasi gaan we per nachttrein terug naar Delhi. Ik slaap op etage 3, mijn hoofd ligt nagenoeg klem tussen bed en plafond. Naast mij blaast de airco koude lucht naar binnen. Snurken blijkt ook in India een nachtelijke hobby. De man tegenover me laat weliswaar stiltes vallen, maar komt steeds genadeloos terug. Onder mij moet een meisje overgeven. Gerrie, helemaal beneden, krijgt het half over zich heen. Om 3 uur lukt het me zonder botbreuken af te dalen voor wc-bezoek.
India bij nacht is ook best bijzonder

India is prachtig en krankzinnig, rijk en straatarm, glinsterend en smerig. Er wonen lieve mensen, onverstoorbare koeien, vrolijk stemmende apen en zielige honden. Het land heeft een rijk en gekoesterd verleden. Het is er spicy of medium spicy.

Je kunt India het best aldus samenvatten: het reilt en zeilt er. Maar vraag niet hoe. Dat is ook na drie weken reizen volslagen onduidelijk. Maar misschien is het wel daarom dat we een beetje verliefd op het land zijn geworden.

Toscane 2019

Greppolungo

Er gaan dagen voorbij dat jullie niet aan dit Toscaanse dorpje denken. Het ligt hoog in de Apenijnen, van God en vaderland verlaten, en kijkt uit op de Ligurische zee.

Wij zitten er een week en noemen het vakantie. De bewoners zijn er altijd en noemen het leven. Het ene moment fluiten in Greppolungo de vogels, het andere moment fluiten de vogels. Ergens beneden, in het dal, probeert een opgevoerde brommer met zijn geluid Greppolungo binnen te dringen. Maar tevergeefs, in Greppolungo zijn ze doof voor het geluid van de haast. Er komt geen bus in Greppolungo, er is er geen winkel. Op een ezelspad zijn wegwerkzaamheden met een vermoedelijk 'beneden' buitgemaakt verkeersbord aangegeven.

Greppolungo telt 24 inwoners. Ze voelen zich om allerlei redenen bedonderd door de politiek. Daarom wensen de Greppolungo's geen oproepkaarten voor verkiezingen te ontvangen. Stemmen doen ze geen van allen. Ze willen nergens bij horen, behalve bij Greppolungo.
Een Engelse anarchist - 'ik ben van de pure soort' - bouwt boven Greppolungo - de verlatenheid voorbij - aan de woning waar hij de ondergang van de moderne samenleving zal overleven. Al in 1971 kocht hij de ruïne, maar hij had 45 jaar geen tijd om de ondergang te slim af te zijn. Maar nu is hij aan zijn levenswerk begonnen en laat hij Sysiphus een poepie ruiken. Zodat hij ooit op zijn plek tussen hemel en aarde kan waarnemen hoe de mensen beneden reddeloos ten onder gaan aan de ineenstorting van economie en vrede. Intussen slaapt hij in zijn auto op het enige parkeerterreintje van Greppolungo, om de volgende ochtend weer nauwelijks waarneembare vorderingen op zijn droomplek te boeken.
Eens in de twee weken komt er een priester naar boven om in het kerkje een gehoor van gemiddeld 10 gelovigen te stichten. Op het pleintje bij dat kerkje wordt er af en toe samen gegeten. Lange tafels. Allemaal wat meenemen. Wij mochten meeëten. Met de Greppolungo's ontstegen we aan de boze wereld beneden. Waarmee we ons overigens de volgende ochtend weer even zo vrolijk verzoenden. Het uitzicht is er mooi.

Ierland 2017

Ierland. Ik ben er met Gerrie. We zijn intussen overgestoken van west naar oost. Het zuidwesten en westen zijn verpletterend mooi. De vergezichten voeren hier een concurrentieslag. De leeftijd van het landschap dwingt je op de knieën. De natuur moet hier zijn uitgevonden. Wel moet je oppassen. Je hebt zó een overdosis buitenlucht. Dat geldt ook voor de nagelaten werken van de Kelten. Sla gerust een paar steencirkels over. Je kunt er draaierig van worden. Af en toe moet je dus gewoon even naar een stadje gaan. Langs de kleurrijke gevels lopen. Hoedjes passen. Daar houdt zij van, van hoedjes passen.

We overnachten in B&B's. Maggie uit Bantry hebben wij genomineerd voor het beste ontbijt van Europa. Dit met het oog een nieuwe MAX-serie. Bij het binnenkomen van een ander gasthuis stak ik ter begroeting mijn hand uit naar de gastvrouw, struikelde over de drempel en belandde met mijn twee handen op haar borsten. Een zachte landing. De vrouw liet ons giechelend binnen. Tijdens de rest van ons verblijf hield ze me veiligheidshalve op afstand met 'mind your step'. Ze kan zo op Schiphol aan de slag. In de winkelstraten van Galway staan de Ierse muzikanten om de 50 meter op straat te zingen. De zanglust is er zo groot dat ze elkaar ook nog afwisselen. De winkels verdwijnen er naar de achtergrond. Behalve dan de hoedjeswinkel. Want zij past graag hoedjes.

Ook in de pubs valt veel te genieten: eten drinken en ook hier muziek. Uit respect voor de Ieren onthoud ik mij van een oordeel over Guinness. Ook hebben wij beleefd meegeklapt wanneer een trio met uilleann pipe, viool en gitaar een portie traditioneel Ierse muziek opdiende. Categorie 'best wel bijzonder'. De klompen van de Ieren.

Nee, dan de hoedjes. Ik vroeg: Wanneer koop je nou eindelijk es een hoedje? Zij: Kopen? Ben je gek. Ik draag nooit hoedjes.

Duitsland 2019, Haarlem-Tours 2018, Niet naar Oslo 2016, Rondje Gent 2016

Duitsland 2019

500 km en een toverfluit

Bij Lobith ging ik het land uit.

Een dag eerder was ik naar Arnhem gefietst om er voor een schappelijke prijs te overnachten in een appartement dat zó groot was dat ik de volgende ochtend blij was dat ik mijn fietstassen weer kon vinden. In het prachtige, nieuwe Arnhemse filmtheater Focus at ik een hapje terwijl bezoekers met een zekere schroom naar het dak klommen om er een openluchtvoorstelling te bekijken. Niemand waaide het dak af.

Bij Lobith dus het land uit. Ik fietste langs de Rijn naar de stad van de echo, Wesel. Een wezenloos stadje. Een stelletje mislukte bestuurders is het gelukt om met een gordijn van wegen en industriële activiteit de Rijn aan het zicht van de bewoners te onttrekken. Wie is de burgemeester van Wesel?

De derde dag naar Wuppertal. Het is een leuke stad, las ik een half jaar geleden in de Volkskrant. Dus kwam de stad terecht in mijn fietsrondje. En ja, de zweeftrein (of hangtram) (foto) is spectaculair. Als fietser verlang je er snel naar een luchtfiets. De begane grond van de stad is qua hoogte dermate wispelturig dat een fietser deemoedig wordt nagekeken. Een sneue exoot uit het vlakke land. Alsof je in je korte broek aanschuift bij een galadiner. Mijn hotel was in de Neumarktstrasse. Maar in mijn navigatie had ik per ongeluk Neumannstrasse geselecteerd. Een foutje van 8 km, 12 klimmetjes en een liter water. Conclusie: bezoek Wuppertal, maar laat je fiets thuis.

De volgende dag klom ik uit het dal. Want klimmen loont. Zelfs in Dortmund kon ik nog lange tijd mijn pedalen stilhouden. Ik was op weg naar Münster. U weet wel, van onze vrede. Waar 80 jaar oorlog met handtekeningen werd bezegeld.  Maar bijzonder in Münster is vooral de Prinzipalplatz. Er zijn maar weinig pleinen die zo overweldigend mooi zijn (foto).

Nou vergat ik nog te vertellen dat dit fietsrondje een omweg naar Winterswijk was. Op dag 5 kwam ik het land dus weer binnen bij Huppel, een vrolijk stemmend gehucht. Maar in Huppel viel ook de eerste druppel. Ik had het vijf dagen drooggehouden. Ergens boven wilden ze mij bedienen met een spetterend welkom terug.

Verregend kwam ik aan in de gehuurde pipowagen, waar Mamalou al per auto vanuit Kortenhoef gearriveerd was om met een Leffe Blond de behouden thuiskomst te vieren.

We waren in Winterswijk voor De Toverfluit, een door Jan Rot vertaalde versie van Mozart Zauberflöte in het grootste openluchttheater van ons land, De Steengroeve in Winterswijk: 3200 zitplaatsen, 4 dagen uitverkocht. Een overdonderend spektakel, waar Wolfgang op zijn troon in de componistenhemel ongetwijfeld schaterend naar heeft zitten kijken. Daar rijd je met liefde 500 km voor om.

Haarlem-Tours 2018

Bedevaart (1)

Het is best ver, van Haarlem naar Santiago de Compostella. Daarom fiets ik eerst maar het eerste deel, van Haarlem naar Tours. De meeste wandelaars en fietsers van vandaag hebben niks met de traditionele pelgrimstocht naar het - veronderstelde - graf van de apostel Jacobus. Ik ook niet. Maar ja, als er dan tijdens de eerste twee dagen iets wonderlijks gebeurt?

Zowel op dag 1 als op dag 2 leidt de route namelijk over de Groenendijk. Eerst in Nieuwerkerk, dan in Lage Zwaluwe. Toeval? Misschien. Maar beweerde de hedendaagse profeet met de initialen van Jezus Christus niet dat toeval logisch is? Dus ben ik met die straatbordjes misschien dus toch op een of andere manier aangesproken? Maar met wat dan? Je kunt er van alles van maken. 'Groenendijijijijk!'. De aanmoediging langs de kant. 'Hou vol jongen.' Maar je kunt de intonatie ook anders leggen. Zodat er met hetzelfde woord een andere boodschap wordt gegeven. De hebjehémweer-intonatie. Nee hè, Groenendijk, koop es paar geraniums, man.
Je weet het niet. Het is het euvel van schrifteljke communicatie. Woorden laten zich alle kanten op buigen. Daarom zijn mailtjes, appjes en briefjes dé bronnen van conflict en misverstand.
Op dag 2 overnachtte ik in een Vlaamse serviceflat. Ouderen blijven liever zelfstandig wonen, dus verhuren ze leegstaande flats aan passanten. Toen ik buiten op het terras zat begonnen de dames van het huis een goed hoorbaar gesprek over die nieuwe meneer. Ze hadden hem nog nooit eerder gezien. Zou hij hier komen wonen? Ik wist weer waar ik stond. Mondeling zijn teksten vaak wel duideijk.
Maar je kunt nog meer met taal.
In het afgelopen weekend, voordat ik op de fiets stapte, liep ik voor de tweede keer in mijn leven onder een tekst door die bewijst dat je met drie woorden de ergste vorm van misdaad kunt camoufleren. Arbeit macht frei. Dieper kan de taal niet zakken. Gelukkig was het er druk. Maar er lopen weer steeds meer mensen rond die je op bedevaart naar Auschwitz zou willen sturen.

Achterkant (2)

Of ik wil meewerken aan een praktijkopdracht voor een fotografenexamen. Ik zit een broodje te eten op de Grote Markt in Mechelen, waar mijn 11-daagse fietsroute mij langs voert. De jongeman vertelt dat zijn examenthema 'de achterkant' is. Even later zit ik met een opengeslagen boek in mijn hand, de kaft naar mij toegedraaid, een boek te lezen. Voor de foto. Als het maar geen wraak is voor onze Belgenmoppen, denk ik later: hoe leest 'n Ollander een boek?
De volgende dag, op een terras in Tournai, spreek ik, in Fraams, met een Waal over het verschil tussen Belgische en Nederlandse politiek. Na een kwartier zegt de vijftiger: 'Maar ja, wat zal ik me druk maken, ik heb niet zo lang meer'. Hij tikt een paar keer op zijn borst. De achterkant van zijn leven regeert.
In Compiègne zit ik in afwachting van mijn eten te lezen in Murakami's roman Norwegian Wood. De ober, hooguit 30, vraagt of de titel iets te maken heeft met dat nummer van The Beatles. Ik beaam het. 'Geweldig nummer', zegt de ober, 'komt van het album Rubber Soul, net als Girl'. Even zingen we samen het meanderende 'gi-irl'. 'Staat op de achterkant', hoor ik mezelf zeggen. Hier haakt de ober af. Geen LP-verleden.
Op mijn tablet lees ik het Amersfoortse nieuws. Over Groen Links en de nieuwe weg. En het veronderstelde kiezersbedrog. Dat is het natuurlijk niet. We hebben alleen maar kleine partijen. Voor de verkiezingen mag je het helemaal zelf bepalen. Daarna moet je praktisch worden. Verkiezingen in versplinterd Nederland win je aan de achterkant. Groen Links gaf de nieuwe weg weg. Begrijpelijk, die komt er toch. De rechters zijn intussen ook op. En er is alle kans om de coalitie op groen te zetten.
Vandaag, donderdag, ben ik aangekomen in Tours, eindbestemming van mijn fietstocht. Thuis zal mij gevraagd worden: waar heb je, lichamelijk gezien, tijdens het fietsen van die 900 kilometer het meeste last van gehad? Nou, wat denkt u?

Niet naar Oslo 2016

Poppen (1)

(Naar Oslo: Amersfoort-Emmen met de trein, Emmen-Esterwegen 70 km)
De poppen langs de weg veroorzaken een golf heimwee in mijn maag. Een klein jaar geleden stonden Nelleke en ik met carnavalleske hoeden op onze hoofden in een soortgelijke pose. 40, stond op de hoeden. We geloofden tegen de stroom in nog in 41 en verder. Maar drie weken geleden belde de huisarts aan. Hij kwam Nelleke op haar verzoek verlossen van het leven. Een zachte dood als antwoord op een harde realiteit.
De gefotografeerde poppen staan in het Duitse land achter Emmen. Mijn tocht naar Oslo begon vandaag in Emmen. Ik houd van lange fietstochten, maar dit keer ga ik niet alleen ergens naar toe. Ik wil ook even ergens weg. Op zoek naar het script van de volgende akte. Nelleke hield niet van die lange einden fietsen. Maar dit keer is ze ook mee. Toen ik vanmiddag een lekke band kreeg - dus die heb ik alvast gehad - zei ze: 'Oh, je hebt weer dat plaksetje uit het jaar nul meegenomen? Handig schaartje ook. Die glijdt nog uit op een dun stukkie papier,' Ik ben niet zo sterk in vooruitdenken als het om vakantei gaat. Nelleke had een systeem. Ik doe maar wat. Ze is nu mee als wielercommentator. Achterop de fiets. De luilak.
Vanmorgen maakte ik ook kennis met Arriva. Het is de treinmaatschappij die het traject Zwolle-Emmen met fris geverfde treinstellen heeft veroverd. Toen ze die pitch hadden gewonnen, hebben ze bij de NS waarschijnlijk onbedaarlijk gelachen. Weer een onrendabale rafelrand van Nederland geloosd. Arriva is nog beter in mooitaal dan de NS. Mooitaal is de taal die de werkelijkheid mooier maakt dan ze is. Zo kent de NS sinds geruime tijd de Sprinter. Het is de voormalige stoptrein. Arriva gaat nog een stap verder. Tussen Zwolle en Emmen stopt de trein een keer of 8. Een slimme marketeer ontdekte dat er met de introductie van de 'Intercity' een treinsoort vrijgevallen is: de sneltrein. De sneltrein van Arriva is dus vooral goed in remmen. Arriva heeft trouwens ook een stoptrein. Die rijdt niet. Dat vind ik dan wel weer logisch.


Moin (2)

(Naar Oslo 2: Esterwegen-Brake, 90 km)

Ze zeggen 'moin' tegen me. Je komt niet veel volk tegen in de slaperige dorpen van het Niedersaksische land, maar wie je tegenkomt zegt steevast: moin! In Drenthe zeggen ze 'moi'. Grappig, maar toch een beetje krenterig. Met die 'n' erbij moet je bij het groeten toch iets meer je best doen. Eerst verstond ik het helemaal niet. Ik beantwoordde elke groet met: hoi. Maar nu ben ik helemaal van de moin. Moin zingt.
Onderweg nog een onderzoekje gedaan. Uitslag: vijftig procent van de Duitse vrouwen geeft een fietser geen water (n=2). Het was warm. Mijn bidon was leeg. Ik zag een vrouw bezig in haar tuin. Of ich wasser kon bekommen. De vrouw keek op, zag een bezwete man met verwaaid haar en een belachelijke wielerbroek aan en dacht: kan zo maar crimineel zijn. 'Wir haben kein Wasser', zei ze. Dus ik meteen Unicef gebeld. Of ze even een waterput willen graven in de tuin van dit Duitse patserhuis. De volgende vrouw, ook bezig in de tuin, zat aan de andere kant van het spectrum. Loop maar even mee naar binnen, zei ze. Eenmaal binnen had ik met gemak alles kunnen doen waar de vorige vrouw bang voor was. Maar ik was in een goeie bui. De vrouw was verbaasd dat ik genoegen nam met leidingwater. Ze wilde met liefde haar koelkast ter beschikking stellen. Weer op de fiets, zag ik even verderop een bordje 'Milch Tankstelle'. Dat zijn cadeautjes waar een fietser blij van wordt. Koude, verse melk. Een liter getapt.
Vandaag fietste ik naar Brake, een mooie plaats aan de Weser. Halverwege hoorde ik ineens de wielercommentator achter me zeggen: ach God, een egel. En inderdaad, midden op het fietspad lag een egel, doodgereden. Het deed me denken aan het lied van Joop Visser, ook gezongen door Margootje. Het heet 'Fietsers rijden geen mensen dood' en eindigt met dit couplet:
Egeltjes rijden geen mensen dood, Ze willen ook wel eens na een paar weken Bij volle maan een weg oversteken. En dan vinden ze wel eens een stukje brood. Maar egeltjes rijden geen mensen dood.
'Zou de egel door een fietser zijn overreden?' vroeg de wielercommentator. 'Ik hoop', zei ik, 'dat de egel in dat geval zijn stekels op tijd heeft uitgezet. Want dan mag de fietser veertig gaatjes plakken.' 'Is ie wel dood?' De wielercommentator hield van levende egeltjes. Ondanks hun gedrag in onze voortent tijdens vakanties. Ze trokken vuilniszakken open en spreiden het vuil vrolijk in de rondte. 'Nou dood', zei ik voorzichtig, 'laten we vaststellen: hij gaat geen moin meer zeggen'.

Opladen (3)

(Naar Oslo 3: Brake-Wischhafen, van de Weser naar de Elbe, 95 km)

'Stop even, dit is zielig'. Ik was net met het veer de Weser over en fietste achter de dijk. Het was nog vroeg, ongeveer 8 uur. Het zou 31 graden worden - en dat werd het - dus ik had mijn benen ingeroosterd in de vroege dienst. In die vroegte, achter de dijk, stoof een haas de weg op. Hij zag de fiets, schrok misschien van zijn grote oren, draaide naar rechts en begon, midden op het fietspad, voor mij uit te rennen. Tegen haar gewoonte in was ook mijn commentator achterop vroeg wakker. Ze vond het zielig. Ik zei: 'Dat is niet zielig, dat doen hazen. Kijk maar naar de marathon. Het zijn gangmakers. Ze lopen voorop, zodat wij de gang erin kunnen houden. Daarvoor zijn ze op aarde.' Toch was het zielig, klonk het van achteren. Mijn theorie hield vierhonderd meter stand. Daarna maakte de haas een majestueuze bocht naar rechts. Negentig graden. Niet eens pootje over. Het WK sprint op de schaats zit hierbij vergeleken in de categorie koekhappen
Toen we nog geen kinderen hadden, namen Nelleke en ik een konijn als huisdier. Het was een grijs-wit gevlekte knuffel. Het deed alles zonder batterijen. Sproetje, zo noemde Nelleke het konijn. Onze dochters mogen blij zijn dat die naam al vergeven was toen ze werden geboren. Sproetje was zo tam, dat ze 's avonds bij paps of mams op schoot sprong om samen het Journaal te kijken. Ze had twee hinderlijke eigenschappen. Ze poepte, dat ten eerste. Dat konden we haar maar niet uit het hoofd praten. Nu nog, als ik iets in de stofzuigerslang hoor ploepen, denk ik: Sproetje. Maar echt wonderbaarlijk was haar tweede staaltje onaangepast gedrag. Ze beet de elektriciteitsdraden door. Met de dood als gevolg? Welnee, ze was het eerste levende konijn dat zichzelf oplaadde. Wanneer wij, tijdens vakanties, ons konijn bij vrienden lieten logeren, brachten wij Sproetje, zijn hok, zijn eten plus een hele rits kroonblokjes mee. Het wereldwonder is later gewoon van ouderdom gestorven.
De wind heeft me vandaag gered. Hij was dan wel vaak tegen, maar werkte als een ventilator. Lichaam en geest blijken ook vandaag weer een goed stel. 's Ochtends is het lichaam op zijn best, maar moet de geest nog wel wennen aan alweer 95 kilometer. Hadden we gisteren ook al niet zoiets gedaan?        's Middags sputtert het lichaam, maar weet de geest de boel weer op te peppen met dooddoeners: We zijn al over de helft! Alleen nog maar heen en weer naar Utrecht! En dus zit ik nu weer voldaan met een biertje op het terras en schrijf mijn verhaal van de dag. De tanden in mijn eigen elektriciteitsdraad.

Navigeren (4)

(Naar Oslo 4: Wischhafen-Kropp, 90 km)

Nou weer een hert! In het maisveld naast het fietspad begon een hert met mij mee te rennen. Als een Hollandse wielergek op de Alpe d'Huez. Even later stak het vlak voor mijn fiets het fietspad over en daarna de autoweg. De weg was stil, maar toevallig kwam er een auto aan. Wat denk je? De auto had geen schijn van kans, het hert was al aan de overkant. De automobilist had ook niks in de gaten, want het hert leek helemaal niet op dat van het verkeersbord.
Ik vrees dat het hert een navigatieprobleem had. Draai maar eens een keer of wat rond in een maisveld en bepaal dan je route. Zelfs met een routeboekje en een fietsnavigatiesysteem wil het bij mij nog wel eens mis gaan. Mijn systeem is als volgt. Ik kocht een boekje. Dat heet 'De Jutlandroute'. Maar omdat ik geen zin heb om de hele dag in een boekje te kijken kocht ik ook een fietsnavigatieapparaat. Ik had al een tijdje zo'n apparaat, maar dat begreep ik niet. Dat kwam omdat ze het in de gebruiksaanwijzing over coördinaten en waypoints hadden. Je moet dan op je computer zelf een route uitzetten. Ik heb het één keer geprobeerd. De voor het fietsen vrijgeplande middag was voorbij toen ik het apparaat terug in zijn doos flikkerde. Een mevrouw uit Zaandijk is na mijn Marktplaats-advertentie onlangs naar Amersfoort gereden om mij voor 80 euro van het onding te verlossen. Intussen heb ik een systeem dat dummyproof is. Zeg maar een domdom. Dat ding gaat piepen als je verkeerd rijdt. Kijk, dat begrip ik. Het piepsysteem. Maar vanmiddag bleef hij maar piepen, wat ik ook deed. Als een hert in een maisveld. Ik gokte rechtdoor. Achter mij hoorde ik zeggen: 'Ik denk dat we even een stukje terug moeten'. Een akelig verstandig advies, daar had ik dus geen zin in. Dus ik rechtdoor. Maat het leidde tot niets. Draaien dus maar. Ik terug. Achter mij was het stil. Niet gewoon stil, maar de stilte die het spreken vervangt.
Zo hebben Nelleke en ik ook wel eens twee keer om Parijs gereden. Ver voordat er navigatiesystemen waren. Nou ja, het systeem was : ik reed, Nelleke las kaart, de kinderen lagen achterin languit te slapen. We reden meestal 's avonds weg. Je wist dat hij ging komen, de onoverzichtelijke spaghetti van wegen. 'We moeten zo dadelijk kiezen', kondigde ik aan. Ook Nelleke was ingedut en greep naar de kaarten. 'Als er Lyon op de borden staat, moeten we Lyon volgen', zei ze. Even later, ik:: 'Er staat geen Lyon op de borden, over 1000 meter moeten we kiezen'. Stilte. Ik: 'Nog 500 meter. Gaan we rechtdoor of nemen we de afslag?' Door de duizelingwekkende hoeveelheid borden wist ik dat ik me gedroeg als een croupier in een Casino. Opnieuw stilte aan mijn rechterkant. 'Ik moet NU kiezen', schreeuwde ik. Nelleke: 'Doe maar, eh.....rechtdoor!' En dan bleek het fout en vielen er aan mijn kant godvers die in de plaats kwamen van spreken. En zei Nelleke dat het heus niet erg was als we met drie weken vakantie voor de boeg een half uur later zouden aankomen. En met dat soort verpletterende logica kun je dan beter even een uurtje wachten bij mannen.

De Tas (5)

(Naar Oslo 5: Kropp(D) -Aabenraa (DK) 90 km en Aabenraa - Kolding 75 km)
Ineens voelt mijn rug kaal. Kut, mijn rugzak laten liggen.
Gisteren spoelde ik Denemarken binnen. De regen was van tropisch hardhout. 'Ga nou een dagje niet' zei mijn reisgenoot op de bagagedrager. Maar ik ging. Aan het einde van de middag klotste ik een Kro binnen, een tot Deense herberg verbouwd stallencomplex. Warm eten hadden ze niet. Mijn voorraad energie bevorderende koeken ging er in één keer door.
En alles was klote. En Nelleke was ook nergens. En jullie konden dus barsten met zijn allen. Niks verhaal. Maar vandaag knapte ik weer op. Ik had twee dagen door Sleeswijk Holstein gefietst, het speelveld waarop de Denen en de Duitsers menig potje Risk hebben gespeeld. De stadjes zijn er verschnitzeld en de fietspaden worden gesponsord door de fietsbandenbranche.
Maar de vergezichten zijn er mooi. Maar niet zo mooi als in Denemarken. Daar glijdt je blik over de glooiende velden. Vrouwelijk landschap. Wanneer je Denemarken bombardeert met stalen ballen met de omtrek van een golfhole, heb je een natiebrede golfbaan.
Mijn routeboekje laat ik intussen voor wat het is. Ik vervolg mijn route in de buurt van de oostkust. Vlakbij Kolding begon mijn voorwiel te kraken. Ik stopte, haalde de tassen eraf en inspecteerde het voorwiel. Conclusie: morgen even naar de Deense fietsenmaker. Tassen er weer op. Fietsen maar weer.
En toen voelde mijn rug dus kaal. Er zat niks. Snel terug naar de plek. De tas was 5 minuten alleen geweest. Dat vond iemand zielig. Die meneer of mevrouw is de tas nu aan het troosten. En aait zachtjes over die arme 200 euro. En spreekt bemoedigend tegen dat alleen gelaten paspoort met een foto van die knappe, Nederlandse meneer. En om de IPad te troosten heeft ze nog een code nodig. Maar ja, de geboortedatum staat in het paspoort.
'Jij zit ook niet op te letten' zeg ik tegen mijn reisgenoot op de bagagedrager. Zij: 'Ach joh, zo'n tas. Kan ik tenminste weer lekker tegen je rug aan zitten'

Oslo en Rome (6)

(Niet naar Oslo 6: Kolding-Horsens, 65 km)
'Ben, dat ga je niet vertellen hoor, je bent toch geen klein kind! Aan het woord is de wielercommentator. En alleen maar omdat ik zei dat je, eenmaal op wat oudere leeftijd, veel vakantieplekken voor het laatst bezoekt. En dan dus niks moet vergeten. Zo ben ik een keer naar Rome gefietst en had ik in de Povlakte iets willen doen wat ik niet gedaan heb. En waar ik dan later spijt van had. Wat? Ja, dat mag ik dus niet vertellen.
Kijk, Denemarken is een prachtig fietsland. En ik wil graag naar Aarhus. Dat staat morgen op het programma. Een bootovertocht naar Oslo zou de punt zijn aan het eind van het verhaal. Maar die punt ga ik niet zetten. Ik sprak vandaag namelijk instanties. Kijk, daar kun je mee aan komen, zo'n zin. De instanties fronsten. Ik hoorde het aan de telefoon. Je paspoort kwijt en dan Noorwegen in en uit? 't Kan vriezen, 't kan dooien, meneer. Dus met een beetje pech en een dosis bureaucratische spraakverwarring zit je drie maanden in een verlaten asielzoekerscentrum, met de voeten in een fjord. Dus dit feuilleton heet nu: Niet naar Oslo. Mijn voorwiel heeft vandaag nieuwe lagers gekregen, mijn tas is is nog niet terug en mijn brillenglazen denken dat ze raampjes in een duikboot zijn. Ja, het regende en dat houdt voorlopig niet op. Na morgen, Aarhus, nog twee etappes naar het noorden. Maar bij aanhoudende regen gaat het regengordijn zicht en plezier aan het vervolg ontnemen. Dat gaan we natuurljk niet doen.Toen ik door de Povlakte fietste was het snikheet. De tocht kwam maar een kilometer of 3 langs de Po. En toen had ik moeten doen wat ik niet deed.'Dus je gaat het nu toch vertellen? Het is een kinderachtig grapje!''Ach joh', zeg ik over mijn schouder, 'dat vinden mensen leuk. Ik zal er zelf niet bij lachen'Komt ie. Wat ik helemaal vergeten ben te doen in de Povlakte?In de Po plassen.

Naar voren (7)

(Niet naar Oslo 7: Horsens-Aarhus, 70 km)
'Je zit toch niet te huilen? Regent het een keer niet, ga je zelf door een waas zitten kijken!'
De commentator op de bagagedrager doorbreekt de stilte van het landschap ten zuiden van Aarhus. Het is er wonderschoon. De mooiste etappe tot nu toe, eindigend in Aarhus. Ik zeg: 'Het is zwaar met jou achterop'
'Ach joh, ik ben er helemaal niet meer. Je hebt me zelf weer tot leven gewekt'
'Ja', zeg ik, 'dat is het nou juist, dat je er niet meer bent''.
'Als je fietst moet je naar voren kijken, niet naar achteren'. De wielercommentator krijgt Cruijffiaanse trekjes.
'Ik ga stoppen', zeg ik, 'het gaat de komende dagen alleen maar regenen. Dus in Aarhus eindigt de tocht. Daar stap ik af en neem ik de trein naar huis'
'En ik dan?'
'Jij....'
'Ik weet het, ik moet je weer alleen laten. Dat heb ik steeds gezegd, maar jij hebt me op de bagagedrager gezet. Heb je ook zo'n pijn in je kont?'
'Reken maar'
'Toch wel goed met zinkzalf ingesmeerd hè? Oh sorry, zeg ik net dat ik je alleen moet laten, bemoei ik me weer met je billen. Ik ben as... Wat gaan jullie daar eigenlijk mee doen?'
'Nou, de meisjes krijgen een armband, waar jouw as in gaat. dat weet je, daar hebben we het over gehad.'
'En de rest pleur je in de kliko?'
'Ja, de groene!'
'Echt?'
'Nee, je gaat de duinen in, op Terschelling of bij Schoorl. Waar we zo graag kwamen.'
'Leuk, dan kom ik bij de konijntjes en de egeltjes. Misschien reïncarneer ik dan wel als egeltje.'
'Kijk je dan goed uit met oversteken?'

Terug (8)

(Niet naar Oslo 8: einde)
'Meneer, u zit in de verkeerde trein. Dit is de trein naar Noorwegen!'Nee, deze bizarre wending heeft mijn reis niet genomen. Ik ben weer thuis.Zo'n reis is eigenlijk net als het leven zelf: van het aankomen moet je het niet hebben. De weg erheen, daar draait het om. Het Deense landschap was de metafoor van mijn stemming. Op en neer. Klimmen en dalen. Mooi en zwaar. En het laatste had minder met fietsen te maken..Het schrijven van verhalen doet me goed. Soms vraag ik wel eens af: schrijf ik omdat ik fiets of fiets ik zodat ik kan schrijven? Ik laat het maar in het midden. Bedankt voor jullie aandacht en commentaren. Jullie gaan gauw opnieuw van me horen, met of zonder fiets. Ben je geen FB-vriend en wil je mijn blogs lezen? Stuur dan een mail naar ben.groenendijk.@icloud.com


Rondje Gent 2016

Eenden (1)

(Rondje Gent, Amersfoort-Dordrecht, 85 km)

Fietsend door Soestduinen passeer ik de ingang van het Herman van Veen Arts Centre, landgoed Paltz. Tegelijk lopen daar ook twee wandelaars. Wanneer ze de naam van Herman van Veen op een bordje zien beginnen ze te zingen: 'Ik ben vandaag zo vrolijk'. Het toeval wilde dat ik wakker was geworden met een liedje in mijn hoofd. Het stond op repeat. Ik had het lied die avond ervoor gezongen met Het Ministerie van Mooie Liedjes. 'Melk en Honing' van Herman van Veen, tekst Rob Chrispijn. Een juweeltje. Bijna een gedicht. Ik hoopte nog even dat er voor de ingang van Paltz ook nog een kleine meid op een kinderfiets zou passeren. Maar nee, het was mooi genoeg zo.

Omdat het niet erg gebruikelijk is de Gentse feesten te laten plaatsviinden in de hoofdstad van Noorwegen , gaat de reis opnieuw niet naar Oslo. De komende week fiets ik Amersfoort-Gent-Amersfoort. In Gent beginnen morgen de Gentse feesten. Op het ritme van Melk en Honing danste ik vanmorgen naar de uitgang van de provincie Utrecht. Een ritme waarbij je bijna in slaap sukkelt. Maar net voorbij Bunnik schrik ik wakker. 'Even stoppen hier!' De wielercommentator springt achterop. Ik dacht dat ze niet mee ging. Te druk op die Gentse feesten, vindt ze.

Maar ja, een veld vol eenden. Dan start er een film die ze wil zien. Op 4 maart van dit jaar zaten we samen met een zorgvuldig opgevouwen bruid, onze dochter Daphne, in de eend van neef Jeroen. Op weg naar de bruiloftstlocatie. Nelleke en ik zijn ook met een eend afgeleverd bij het stadhuis. Achter ons nog een stuk of acht andere eenden. We bevinden ons dan halverwege de jaren 70. Soberheid was in. Lekker zitten in een auto was decadent. Zoals ook het pluche uit de theaters verdween. We zijn allemaal gelijk, weet je wel. Onze eend moest je soms aan de voorkant nog aanslingeren. We hadden een besteleend. Deed je aan twee kanten tegelijkertijd de klapraampjes dicht, dan vlogen de achterdeuren open. Nelleke had de cabine van kastjes voorzien. Hartelijk dank, zei ik, als er weer voor de zoveelste keer een douanebeambte de bak in kroop om al die kastjes te openen. Dat komt niet door die eend, zei Nelleke dan, maar door jouw lange haar! Op die 4e maart van dit jaar, ruim veerig jaar later, zitten we opnieuw in een eend. Sturen is topsport. Vergeleken met het remmen in een eend is een uurtje fitness een eitje. Er zijn foto's van mijn gezicht tijdens het rijden. Opa in de achtbaan. De reis erheen is leuker dan het aankomen, zeggen ze. Nou, mooi niet.

Dus ja, toen stonden er vanmiddag allemaal eenden op een veld bij Bunnik. De seventies waren weer even terug. Wat overigens ook gold voor het hotel waar ik aan het einde van de middag incheckte. Staykokay bij de Biesbosch. Mooie omgeving. Maar wat een ballentent. Ik zal er niet over uitwijden. Laat ik het zo zeggen. Er kwam een bever voorbij. Hij keek meewarig naar het hotel. Keek mij aan, schudde zijn hoofd en zei: goddank mag ik naar mijn eigen hol.

Namen (2)

(Rondje Gent 2, Dordrecht - Antwerpen, 95 km)Zo fietste ik vandaag ineens door Achtmaal. Nog net geen België. Zo'n plaatsnaam zet me meteen aan het denken. Waar komt die naam vandaan? 'Achtmaal niks', riep ik. Maar niemand reageerde. Ook achterop was het stil. Ik piekerde verder. Misschien werd er vroeger wel gejaagd en kon je er een prima jachtmaal nuttigen. De 'j' is dan langzaamaan weggesleten in het spraakgebruik. Dat heb je nou eenmaal met "j's". Het is een letter van niks. Neem de 3 J's, drie keer niks. Dus eigenlijk net zoiets als met Antwerpen, waar ik tussen twee haakjes op een terras achter de Grote Markt bij het schrijven van mijn blog alweer de bodem zie naderen van mijn tweede Grimbergen Blond. Een huishoudelijke mededeling die nuttig kan zijn, mocht de samenhang van het vervolg de lezer ontgaan. Antwerpen dus. Dat komt van Hand werpen. Een lang verhaal. Maar ook in dit geval is zo'n suffe letter door de geschiedenis geëlimineerd. De 3 H's, ze bestaan niet eens. Toen ik vandaag door Brasschaat fietste, hoefde ik niet lang na te denken. Brasschaat is de rijke voorstad van Antwerpen, waar ook veel Nederlanders - zonder wachttijd - als erkende belastingvluchteling zijn toegelaten. Kijk, daar schateren de inwoners van het lachen als er een belastingenveloppe door de bus komt. Waarna ze de centjes kunnen verbrassen. De naamgeving van het stadje snijdt hout.

België, ik kom er graag. Op het terras zit een jonge vrouw met een zwart T-shirt. Daar staat met grote, witte letters 'geit' op. Misschien is me iets ontgaan, maar dit lijkt me niet 'cool'. Op één of andere manier hoeven Belgen niet zo nodig. Ik zou ze graag troosten. Met Zaventem. Met Wales. Engeland vloog er ook uit op het EK. Maar in het Britse biologie-onderwijs worden de capsones meegenomen bij de uitleg over samenstelling van het menselijk lichaam. De Britten zingen op een uitbarstende vulkaan even zo vrolijk 'Land of hope en glory'. In België rommelen ze maar wat aan. Het land is net een mens.

O ja, nog even over Achtmaal. Ik was dus zó aan het denken over de betekenis van die naam, dat mijn aandacht voor de route verslapte. Waardoor ik drie kilometer de verkeerde kant op reed. Ik dus terug naar Achtmaal. Maar daar heb ik vervolgens heel wat heen en weer gereden voordat ik de goede uitgang had gevonden. En toen hoorde ik achterop een bekend geluid. Ze zei: ik heb even geteld, maar je hebt precies acht maal door Achtmaal gereden.

Liedjes (3)

(Rondje Gent 3, Antwerpen - Gent, 70 km)

Terwijl het symfonieorkest 'La gazza ladra' speelde en Rossini's ekster muzikale duikvluchten liet maken boven het Sint Baafs Plein in Gent, was de dirigent bezig ook nog zwermen vliegen van zich af te slaan. Hadden ze in Gent ook 's nachts de lichten aan laten staan? De Gentse feesten. Na 70 km tegenwind en slechte wegen was ik er wel aan toe. Soms stuiter je drie kilometer over een fietspad, om dan daarna op een geasfalteerde ijsbaan te belanden. Dan weet je dat de grens van een bestuurlijke eenheid is gepasseerd.

Bij het fietsen heb ik trouwens een merkwaardige afwijking. Ik hoor altijd liedjes. Steek ik per veerboot de Lek over bij Bergambacht, dan hoor ik het lied dat Jan Boerstoel voor Kinderen voor Kinderen schreef over een jongen die altijd met zijn vader langs de Lek fietste. En toen ik Antwerpen, langs de Schelde, binnenkwam hoorde ik Joost Prinsen het lied van Willem Wilmink zingen: 'Ik heb een hele mooie meid daar aan de Schelde, daar aan de Schelde...' En zo is er ook een prachtig lied over Gent. Van Robert Long. Maar dat kwam te dichtbij. Ik heb het op de fiets kunnen wegdrukken. Wel stond ik een paar uur later mee te brullen met 'Liefde voor muziek' van Raymond van het Groenewoud. 'Vlaanderen zingt' was ook van de partij in Gent. Een meezingevenement. We kregen allemaal een krantje met de teksten, werden verondersteld minstens twee pintjes op te hebben en gingen los. Nou ja, ik dan bij Raymond van het Groenewoud. Want teksten als 'Wil je met me trouwen, dan laat ik een villa bouwen' krijg ik er ook na tien pinten nog niet uit.

Hoewel je op vele plekken in Gent van live muziek kunt genieten, is er grappig genoeg één plek tot 'Luisterplein' omgedoopt. Daar zit de gedachte achter dat ze overal elders voor lul staan te spelen. Nou was het aanbod op het luisterplein ook wat intiemer. Maar ja, dan krijg je natuurlijk ook weer zo'n artriest die, in plaats van meteen te gaan zingen, met een lange lullepot begint. Met geniale statements als: we moeten respect hebben voor elkaar, wat fijn dat we hier vanavond samen, en dan bedoel ik ook echt sámen zijn, van elke kleur, wie je ook bent, waar je ook vandaan komt. En dat dan 5 minuten. Zingen, trut! Uitgerekend dan ben ik natuurlijk weer mijn jeukpoeder vergeten.

Gisterenavond terug in mijn hotel kon ik gelukkig de weg naar mijn kamer nog vinden. Ik logeer twee nachten in de Gentse variant van Fawlty Towers. Een labyrint van gangetjes en trapjes. Wanneer ik op de gang gestommel hoor, denk ik meteen dat ze met een lijk aan het slepen zijn. Voor het slapen gaan heb ik toch nog dat lied over Gent afgespeeld via Youtube. 'Weet je nog dat we door Gent liepen, schat'. Toen was het helemaal voorbij met de pret.

Water (4)

(Rondje Gent 4, Gent - Zoersel, 95 km)

Er stonden vandaag drie koeien op een smal landweggetje. Ik kon er niet langs. De koeien keken me wezenloos aan. Het was duidelijk: ze adviseerden een omleiding.

Ik ben vanochtend, weggereden uit Gent. Wat is Gent toch een mooie stad. De indrukwekkende hoeveelheid feestelijkheden, met zijn tenten, podia, vlaggen, hamburgers, straatartiesten en reclame-uitingen deed zijn best de aandacht te trekken, maar het vaste decor van de stad is ook bij de Gentse feesten de sleutel tot het succes. Het was warm en erg druk. Gisterenavond was ik in de Schouwburg (NT Gent) om Kommil Foo weer eens te zien. De broers Walschaerts lopen al lang mee in de wereld van het cabaret, ook op de Nederlandse podia. Ze maken soms erg mooie liedjes. Bijvoorbeeld 'Trek je schoenen aan', wat ze gisteren zongen: https://youtu.be/9hlFbIGhGlY.

Fietsen met het warme weer van vandaag vereist een zekere bekwaamheid op het gebied van watermanagement. Eerst denk je nog dat je het redt met het bijvullen van je bidon, maar in de loop van de dag sta je in een shop van een benzinestation twee liter Spa aan te schaffen. Niets is op zo'n moment een groter geschenk. Ik bevind mij intussen in een complex van serviceflats voor de oudere mensen. Daar verhuren ze leegstaande flats aan passanten. Riant. En ik heb natuurlijk bij het douchen het krukje aan de muur naar beneden geklapt en ben er eens lekker voor gaan zitten.

Want het was een lange dag. De koeien zorgden ook voor oponthoud. Ze keken me aan en leken te denken: wie heeft er hier nou eigenlijk een probleem? Wij niet. Toen riep ik: boe! Les één bij onderhandelen is dat je de taal van de vijand spreekt. Dat schept vertrouwen. Maar de koeien bewogen niet. Ze gingen nog lodderiger kijken. Toen bleef mij niets ander over dan de vijandelijke aanval. Ik stapte op mijn fiets, klingelde mijn bel en reed op de koeien in. De schijterds gingen op een holletje naar de kant. Waarna ik even later triomfantelijk over de meet kwam in de aankomstlocatie van de dag.

De Zon (5)

{Rondje Gent 5: Zoersel - Den Bosch, 80 km)

Soms vraag ik me af: waarom doe ik dit? Ik heb vandaag onderweg alleen maar mussen van het dak zien vallen. Konijntjes langs de kant van de weg? Niet vooruit te branden. Ik ga met dit weer niet voor je wegrennen, Groenendijk, vreet me gerust op. Ik zag zelfs een giraffe dwars over de weg liggen. Maar dat kan aan mij liggen. Kan ook een zebra zijn geweest. Want hoe sterk is de eenzame fietser? Eenmaal in tropische omstandigheden valt de eenzame fietser ten prooi aan hallucinaties. Zo bevond ik mij halverwege de rit van vandaag plotseling aan het einde van de pijpleiding waarin Leffe Blond wordt vervoerd. Ik hoefde alleen maar het kraantje open te draaien. Ik vermoed dat deze gedachte ontstaan is in Gent. Ik heb namelijk nog nooit zo veel terrassen per hectare gezien. En in Gent zitten ze dan niet keurig te nippen aan een chardonnay, nee, de tafels staan bol van de bollekes. Dus toen dacht ik, meneer de psychiater: hoe krijgen ze in godsnaam de voorraad aangevuld wanneer het Gentse volk het op zijn heupen krijgt en de stop uit de stedelijke biergootssteen trekt? Toen rees bij mij het vermoeden dat er pijpleidingen onder de tramrails liggen. Onder elke lijn een ander biermerk. Lijn één is voor de Gentse Strop. Deze lokale en zeer populaire blonde dankt haar naam aan een historische gebeurtenis. Lang verhaal. Zoek maar op.

Ook op een andere manier werd ik gegrepen door de hitte. Ik passeerde namelijk steeds hetzelfde stelletje. Ik had er een behoorlijk tempo in en het stelletje was een beetje aan het fietsflaneren. Hoe kon dat? Niet één keer, maar wel vijf keer. Ik sprak mijn navigatie-apparaat nog eens streng toe. Laat jij mij soms omwegen maken? Ben jij soms bevangen door de hitte? Solliciteer jij soms naar een smadelijke afgang op Marktplaats? Bij het zesde stelletje zag ik het. De mannen in Brabant dragen op de fiets allemaal een pet, de vrouwen fietsen met een bloot hoofd. Van achteren ziet het er allemaal hetzelfde uit.

Vlak voordat ik Baarle-Nassau/Baarle-Hertog passeerde, kwam ik door Zondereigen. De lezer zal de naam meteen kunnen duiden: zonder eigen identiteit, vermalen tussen Belgen en Nederlanders. Maar ik was geflipt. Ik zag het als een teken. Het dreigen van de zon. En toen hoorde ik ook nog een stem. Niet achter mij, maar naast mij. 'Drink je wel genoeg? 't Is gevaarlijk, weer, hoor!'. De wielercommentator op een elektrische fiets. 'Ja, achterop lijkt me niet zo'n goed idee met dit weer. Waar ga je heen?'. 'Ik ga naar hotel/café Terminus', zeg ik. 'Ooh, maar dat is toch ons café? Van toen we jong waren. Mag ik mee?' 'Nee, het is Terminus in Den Bosch, niet in Amersfoort. Morgen ben ik weer in Amersfoort, thuis'. Toen, meneer de psychiater, zag ik alleen nog een electrische fiets naast me rijden, met niemand erop. Kunt u hier wat mee?

Tot later (slot)

(Rondje Gent 6, Den Bosch - Amersfoort, 70 km)

Ik ben weer thuis. Alleen nog dopingcontrole, maar dat komt wel goed. Russisch vriendje. Het was een mooi rondje. Gent is nog niet van mij af. En jullie ook niet. Maar dan nu naar mijn eigen Onze Lieve Vrouwe-plein om een Belgisch biertje te drinken. In het kader van de (heel) geleidelijke afbouw.