in bewerking vaderlandse sonnetten

Het Turfschip van Breda (1590)


De achtenzestig mannen zijn al murw

Wanneer het in het ruim begint te lekken

Het water wast. Het werkt zich naar hun nekken

De ruggen rekken als gestoken turf.


En als er bijna één verdrinkt, de smurf,

Is er de pomp die 't water laat vertrekken

Het bataljon moet drogen en ontvlekken

En herontdekt zijn kracht, zijn list, zijn durf.


't Is nacht, ze gaan aan land, de eerste dooie

Spanjaard valt verbaasd op zijn gezicht

De and'ren zwichten vóór het ochtendlicht.


De laatste schreeuwt bij 't weggaan nog; 'Een mooie

boel, 't is plagiaat, verzuim van plicht.

U schendt de rechten van het Paard van Troje!'

Graaf Floris V vermoord (1296)


De graaf zegt op een goeie dag: 'Hé hoor es,

Het gaat mij om het grafelijk gewin,

Ik pik ook het gebied van Amstel in!'

't Is duidelijk dat Gijsbrecht daar niet voor is.


Een landheer is zoals zijn territoir is

Wie land verliest is terug bij het begin

En vriendschap met de graaf heeft dan geen zin

Het wordt dus sores in de kring van Floris.


De vriendenclub komt samen voor de jacht

Ze zijn gepakt, ze gaan het niet meer pikken

De haat gluurt door hun doodgewone blikken


De macht staat tegenover man en macht

Hij vlucht, hij valt, hij laat het lot beschikken

Het lot heeft hem toen lelijk afgeslacht.

De Synode van Dordrecht (1618-1619)


De katholieken waren ze van af

Dus nu begon het onderlinge twisten

De protestantse fundamentalisten

Ze groeven alweer aan een volgend graf


Wie vrij wou denken was geen echte christen!

De duivel stond al klaar met helse straf!

Gods koren moest ontdaan worden van kaf!

Maar rekkelijken lieten zich niet kisten.


Gezellig werd het niet, de Dordtse top

Een soort van compromis werd uitgesloten

En Maurits dacht: Dit land gaat naar de kloten,


met ouwehoeren lossen we 't niet op

Er moesten koppen rollen, hele grote!

En die van Oldenbarneveldt voorop.